They’re, there and their
It seems like such a small thing, but really it’s not. My advice is to simply learn a sentence containing all three words: e.g. They’re going over there to get their car
They’re = een verkorting van they are (zij zijn)
There = daar of er (ben je daar al eens geweest / er zijn heel veel blogs)
Their = hun (zij doen hun werk)
Hope it helps,
Laura